Architectuur Hoge School Utrecht Blok 2: Week 4 Opdrachten:

Opdrachten week 4, blok 2:
DOWNLOAD: klik hier
Opracht1:
Bestudeer architectuurgeschiedenis hoofdstuk 15.
Opdracht 2:
Waarmee is de Art Noveau verwant? Is het een breedverspreide stroom? Noem een aantal belangrijke gebouwen in deze stijl en schets kenmerkende details.
Art noveau is verwant met Art deco. Hoewel er veel overeenkomsten zijn, zijn er toch duidelijk kenmerkende verschillen aan te wijzen.
De belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken zijn:
  • antihistorisch, dat wil zeggen het losmaken van de strikte formele conventies, die golden in de tijd van neostijlen;
  • nadruk op vernieuwing van de ornamentiek;
  • een streven naar integratie van alle kunsten (de bouwkunst, interieurkunst en toegepaste kunt) waarbij alles wordt betrokken wat ons dagelijks leven omringt.
Art noveau omvatte de periode van ca. 1890 to ca. 1914 (het uitbreken van de eerste wereld oorlog)
De commercie springt snel in op nieuwe vormgeving. In een korte tijde is er spraken van een intensieve commerciële exploitatie in de vorm van tijdschriften publicaties, in massa geproduceerde siervoorwerpen, bouwornamenten enzovoort. Dit resulteert weliswaar in een snelle verspreiding van deze stromingen, maar heeft tevens tot gevolg dat de creatieve energie snel uitgeput raakt.
Opdracht 3:
Victor Horta beperkte zich niet tot uiterlijke kenmerken; hij reikte ook interessante oplossingen aan voor ruimtelijke ontwikkeling van het bouwprogramma. Wat wordt hiermee bedoelt?


Het gebruik van ijzer voor draagconstructie bood Horta ook de mogelijkheid om de woningplattegronden vrijer in te delen. Bovendien maakte hij niet langer gebruik een hiërarchische ruimteverordening met ruimten die op een hoofdas in elkaars verlengde lagen. De ruimte waren nu onderling verschoven en werden met elkaar verbonden door asymmetrisch geplaatste muuropeningen, Een markant voorbeeld daarvan vormt zijn eigen woning, die nu als Horta museum is ingericht.
Opdracht 4:
Art Deco is ontstaan onder de invloed van verschillende uitingen in de beeldende kunst. Welke zijn dat, hoe uit zich dat vervolgens in de deze architectuur stroming? Schets enkele kenmerkende details.
Na de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs formeerde een aantal Franse kunstenaars een informeel collectief onder de naam “La Société des artistes décorateurs” (de sociëteit van de decoratieve vormgevers). Grondleggers waren o.a. Hector Guimard, Eugène Grasset, Raoul Lachenal, Paul Follot, Maurice Dufrene, en Emile Decour.
Het waren deze kunstenaars die een grote invloed zouden uitoefenen op de vormentaal van de art deco als geheel. De doelstelling was de leidende positie en ontwikkeling van de Franse decoratieve kunst te tonen aan de internationale wereld. In 1925 organiseerden zij in Parijs de wereldtentoonstelling met het licht op de toegepaste kunst onder de naam: “Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes” waarvan de kunsthistoricus Bevis Hillier later met het boek "Art Deco of the 20s and 30s" de term: "art deco" afleidde.
Het was de eerste tentoonstelling die artistieke vernieuwing als voorwaarde in zijn reglementen had opgenomen, wat leidde tot een keur aan nieuwe stijlelementen. Er ontstond ook een nieuw soort eclecticisme, waarbij kenmerken van verschillende stijlen en stromingen gecombineerd werden, zoals het expressionisme, kubisme, modernisme en functionalisme. Hierdoor kan het voorkomen dat een glazen vaas, een bronswerkje en een eetkamerameublement alle drie geclassificeerd kunnen worden als art deco, en tegelijk geen enkel uiterlijk stijlkenmerk gemeen hebben. Ook de internationale uitingen van de art deco verschillen op een groot aantal essentiële punten. Het vraagt in bepaalde gevallen een geoefend oog om in de architectuur b.v. late geometrische art nouveau niet te classificeren als art deco, omdat beide een stijloverlapping kennen. Art deco is meer het tijdvenster tussen beide wereldoorlogen rond een verzameling van verschillende stijlen die in ieder geval met elkaar gemeen hebben dat zij alle een reactie waren op de organische ornamentiek van de Duits-Oostenrijkse Jugendstil en de Frans-Belgische curvilineaire art nouveau.
In de architectuur vormde art deco vaak een element binnen een andere architectuurstroming. In Nederland werd deze vormgeving bijvoorbeeld vaak geïntegreerd in de Amsterdamse School en ook het werk van de leden van de Stijlgroep deels verwant aan de art deco. Bij de Amsterdamse School zijn dat de nadruk op de rechte en hoekige lijn en de toepassing van het verticaal cilindrisch gebogen vlak. Bij de Stijlgroep was dat de zo groot mogelijke eenvoud en abstractie, vaak vergezeld van het gebruik van de primaire kleuren. De Stijlgroep voerde een belangrijk aspect van de Nederlandse art nouveau tot in de uiterste consequentie door: dat van functionaliteit en zakelijkheid en kreeg hierom als reactie op de ‘Nieuwe Kunst’, bekendheid onder de term Nieuwe Zakelijkheid. De aanhangers van deze richting waren wars van elke vorm van versiering en hielden bij het ontwerpen reeds rekening met de beperkingen van machinale productie, De consequentie hiervan op het uiterlijk van voorwerpen mag zeker ook als een van de stijlkenmerken van de art deco worden beschouwd.